zondag 9 december 2012

Drie legendes

Op 23 november stond Abe van den Ban in het middelpunt van de belangstelling in het Haarlem-stadion (zie ook een eerder blog van mij), maar Abe was bepaalde niet de enige voetbalprominent die in het wild te zien was die dag. Voor mijn cameraatje zag ik een mooi onderonsje gaande tussen drie voormalige topspitsen, die alledrie een verleden hebben bij mijn cluppie Haarlem. Ik overwon mijn schroom en vroeg, van links naar rechts, Johnny Rep, Joop Böckling en Piet Keur om even naar het vogeltje te kijken. Mooi om te zien hoe verschillend ze zijn in hun uitstraling: de wat gekweld ogende Rep naast de ijdele good-looking Böckling, met naast hem weer de laconieke Keur. "Drie Haarlem-legendes op een rij! Dank jullie wel, mannen!" De heren voetbalgoden grijnsden woordloos terug. Achter mij snoof mijn trouwe Haarlem-maat JJ verontwaadigd. Hij was het er totaal niet mee eens dat ik de heer Rep tot de Haarlem-legendes waagde te rekenen. "Poe. Vijf wedstrijdjes voor Haarlem. Stelt niks voor!" Demonstratief kiekte JJ het duo Böckling-Keur, daarbij de tweevoudig WK-finalist Rep volstrekt negerend. Ja, jeetje... ergens heeft JJ wel gelijk. Na Böckling en Keur komt er natuurlijk een hele tijd niets voor de ware Haarlem-fan. Of, als we het even puur bij spitsen houden, het moet good old Piet van den Berg zijn. Maar ik ben er toch stiekem best trots op, dat de Man Met Het Gouden Pikkie het korenblauwe shirt van Haarlem ooit gedragen heeft! (foto: Rißmann)

In den ban van Abe

Slechts enkele weken nadat we met een heleboel Haarlem-suppoters, bloggers, journalisten en andere voetbalromantici de levende snor-legende Abe van den Ban in het zonnetje hebben gezet in het vervallen Haarlem-stadion, kan ik nog altijd maar nauwelijks bevatten dat ik Hem weer terug heb gezien, en dan ook nog wel In Het Echt... Abe van den Ban! Ik spreek van geluk dat ik Abe als jeugdige fan van de roodbroeken nog twee seizoenen heb zien schitteren op het middenveld van mijn Haarlemse favorieten. Voor dat schitteren moest je overigens wel oog hebben: Abe was geen man van spectaculaire pegels of omhalen, en ook al geen schopper of theatermaker. Veel meer was hij de strateeg die het middenrif met stille kracht controleerde, strooide met ragfijne steekballetjes, er op los stofzuigde alsof er niet al een Willy van de Kerkhof bestond, en continue in beweging leek te zijn. Ik smaakte zelfs het bijzondere genoegen, een doelpunt van de zelden scorende Abe live mee te mogen maken:in de thuiswedstrijd tegen Helmond Sport op 3 september 1980. Het werd die dag uiteindelijk 3-1 voor mijn helden, en naast Abe troffen ook Ruud Gullit en Jopie Böckling doel. Ik herinner mij de goal van Abe als zodanig eerlijk gezegd niet meer - wel zie ik nog scherp voor me hoe hij als een magneet een kluit jubelende teamgenoten naar zich toe leek te zuigen. Volgens mij was de hele ploeg hartstikke blij dat de ultieme teamspeler Abe er eindelijk zelf ook weer eens eentje had mogen maken! Ruim dertig jaar later lijkt Abe van den Ban zowel gevleid alsook verbaasd over zoveel aandacht en verering voor zijn persoontje. Herhaaldelijk wordt verwezen naar zijn legendarische snor, die hem inderdaad een ongekende beroemheid heeft bezorgd in de voetbalwereld, tot zelfs heel ver over onze grenzen. Ook ik viel als voetbalplaatjes sparend jochie als een blok voor zijn betoverende looks, maar zeker ook vereerde ik Abe van den Ban voor zijn lepe spel en zijn grote opofferingsgezindheid. De eer van een hele middag rondom Abe kwam hem volledig toe, en ik genoot van het plezier dat hij er in had. Ik was te bleu om Abe om een handtekening te durven vragen, maar wat geheel onverwacht wél lukte, was een klein eerbetoon brengen aan de maestro, toen de eerste vraag werd gesteld in een quiz over de carrière van Abe. De quizmasters daagden de eivolle kantine van Haarlem uit, zoveel mogelijk spelers op te noemen, waarmee Abe in zijn profloopbaan samen had gespeeld. Geroezemoes alom, maar niemand riep een getal. Dan ik maar, dacht ik, en in een flits woog ik de keuze tussen twintig of dertig brullen. Allebei geen probleem voor me, twintig of dertig oud-ploeggenoten van Abe, maar ik besloot bescheiden eerst tot: "Twintig!" Het geroezemoes sloeg om in een soort "Oooeeehhh...", dat kan opstijgen als iemand in een geanimeerd gezelschap wat gewaagds roept. Gewaagd dus, was het blijkbaar volgens deze kantine vol voetbalbollebozen - niemand durfde een tegenbod uit te brengen. " Nou, kom maar naar voren meneer", gebaarde de geamuseerde quizmaster, en zo stond ik daar ineens pardoes vooraan, vlakbij Abe Himself, die ging beoordelen of ik twintig juiste oude voetbalmaten van hem op ging sommen. Tot merkbare verbazing van Abe lepelde ik de ene na de andere juiste naam op uit zijn jaren bij FC Amsterdam en Haarlem, toebehorend aan veelal vergeten idolen als Theo Cornwall, Frits Flinkevleugel, Eef Melgers en Paul de Jong. Lekker langzaam als Zwarte Kip drupten de namen uit mijn stalen voetbalgeheugen, en onder luide jubel bereikte ik de beloofde twintig. Ik glunderde, blij dat ik Abe had kunnen tonen hoe goed ik opgelet had tijdens zijn fraaie loopbaan. Maar ook omdat nu eindelijk eens bewezen was, dat al die nutteloze voetbalkennis in mij bij nader inzien tóch heel nuttig wezen kon! (met dank aan Jan-Jaap van den Berg voor het checken van de juiste data van Haarlem - Helmond Sport)

Amsterdam huilt

Het gebeurt niet zo vaak, dat ik in de ArenA kom, maar áls ik er ben dan is het in de regel ook wel gelijk feest. Twee seizoenen terug heeft mijn trouwe vriendin Véronique mij gevraagd om als chaperon van haar dochter Karin mee te gaan naar de kansloze missie van Ajax tegen Real Madrid, en ik wilde dat lieve kind natuurlijk niet teleurstellen. Jongens, wat heb ik die avond zitten smullen van het swingende combo uit Madrid, en dan met name van de zo vaak verguisde Christiano Ronaldo. Kuifje uit Portugal verblufte mij met zijn explosieve sprints, waarmee hij de Mokumse tegenstanders als een raket rap meters achter zich liet. Nog betoverender was mijn kersverse idool als hij even met zijn heupen schudde: niet alleen leidde dat tot opgewonden gekir van Karin naast mij (naast Ajax-adept is ze ook heel dol op meneer Ronaldo) - ook onder de Ajacieden op het veld ontstond grote verwarring alom. Vooral die ene keer: Ronaldo stond stil, voetje op de bal. Dan: een flits vanuit de heupen, in stilstand. Twee Aacieden vallen verbijsterd achterover in het gras, terwijl de andere twee gezwind naar links en rechts wegspurten, in de kennelijke veronderstelling dat Ronaldo die kant op zal gaan. De kunstenaar maakt echter nog een fractie van een seconde roerloos pas op de plaats, om daarna simpelweg kaarsrecht door te steken, richting het Amsterdamse doel. Bovenmenselijk. Het werd die avond 0-4, Real deed het kalmpjes aan en pakte ook nog expres twee rode kaarten om onbelast de kwartfinales in te gaan. Ik zag het nonchalante machtvertoon van de Spaanse tovenaars aan, met naast mij een huilende Karin, verdrietig zwaaiend met haar Ajax-vlaggetje. Zoiets vergeet ik nooit meer. Twee jaar nadien was het nu op initiatief van mijn manager Toon, dat ik weer eens naar de hoofdstad toog voor een pittig potje in de Europacup. Het ging deze avond tegen de Duitse kampioen Borussia Dortmund, de BVB zogezegd, onder leiding van de door mij intens aanbeden wondertrainer Jürgen Klopp. Er was op voorhand alle reden om de schitterende BVB-voetbalmachine te vrezen, maar vooruit: Ajax stond er in de poule eigenlijk best aardig voor en speelde bovendien thuis. Het enthousiasme van Toon, die blaakte van goede zin en gezonde wedstrijdzenuwen, werkte aanstekelijk - ik raakte helemaal met hem mee in de ban terwijl we op de grauwe en sfeerloze ArenA Boulevard tevergeefs zochten naar een plekje waar we even konden neerstrijken om een hapje te eten. Een uurtje rondslenteren later was het dan zo ver: André Rieu dirigeerde een vrolijk potje vendelzwaaien op de tribunes, en weldra werd er afgetrapt. Spijtig voor Toon en al die andere Ajacieden om ons heen: alle opwinding werd al vlot in de wedstrijd de nek omgedraaid door de lustig en rustig tikkende mannen van maestro Klopp, die zoals te doen gebruikelijk als een dolleman stond te wijzen, wegwerpgebaren maken en woest gesticuleren richting allerhande officials. We konden hem goed volgen, de imposante vlerk in zijn coachvak, bijna recht voor ons. Het was een genot om te zien hoe scherp Kloppie bleef, ook nadat zijn pupillen de 0-3 er al in hadden gevoetbald. Hij blééf ze maar opjutten en bij de les houden. En terecht, als je het mij vraagt, want valt de 1-3 dan kan het nog zomaar eens gaan spoken in het Pannenkoekenhuis... Kortom: wat een fantastische fanaat, Jürgen Klopp. Pas nadat het ver na rust 0-4 was geworden, en daarmee het gevaar kennelijk definitief geweken, zeeg Klopp genoeglijk neer op de bank. Terwijl het Ajax-publiek haar verwende reputatie waarmaakte door vanaf de 0-3 massaal haar club in de steek te laten en mokkend het stadion uit te benen, bleef Toon naast mij doorzetten met vlammende aanmoedigingen voor zijn geliefde Godenzonen, hierbij geestdriftig klappend en opzwepende kreten en gebaren ten beste gevend. Hij werd er toch nog een beetje voor beloond, met een late eretreffer van Danny Hoesen. Toon glunderde ervan. Zoiets zie ik graag, oprechte en volledige toewijding voor een club - dat geeft de voetbalburger moed. Na afloop zwaaide Toon af in een stemming van goedmoedige teleurstelling - de ware fan. Ikzelf boog de andere kant op, via de ArenA Boulevard naar station Bijlmer, wadend door een deprimerende zee aan herfstbladeren, verroerd met weggesmeten plastic, glas en etensresten. Amsterdam huilde. Ajax - Borussia Dortmund, 21 november 2012: 1-4 (0-3), Champions League (groepsfase). Toeschouwers: 48.913
****** (tekening Jürgen Klopp: Rißmann)

der Kommerz

Adje had me zo halfjes nog wel gevraagd of ik met hem mee wilde naar de friendly Nederland-Duitsland, maar ondanks dit aantrekkelijke affiche besloot ik toch maar te passen - Bruin kan het niet allemáál trekken tenslotte. Wel een heerlijk makkelijk voetbaluitje voor Adje, zo bedacht ik me, want hij kon ontspannen op de fiets naar het stadion - de ArenA, die wij onderling overigens liever de Hamburgertent of het Pannenkoekenhuis noemen. Voor de buis zat ik natuurlijk wel, want het is en blijft een heuse klassieker, als Nederland en Duitsland elkaar treffen. Het werd een poepsaaie pot en daarmee een lange en moeilijke zit. En zo verloor ik mij al snel in bijzaken - iets wat mij toch al vlug gebeurt als ik voetbal kijk. Naast de leuke bijzaak dat Kenneth Vermeer eindelijk en terecht debuteerde in Oranje (prachtig, dat gespannen koppie bij het volkslied), viel mijn oog al snel op de opmerkelijke aard van de wervende uitingen op de electronische reclame-borden. Want: daar zag ik een eindeloze stroom aan op Duitsland gerichte Werbung voorbij komen zeilen: Commerzbank, Bitburger, Würth, TV Movie, Engelbert Strauss, Fischer, Bauhaus, Mein Paket.de. Dat is toch wel even slikken: Duitsland loopt niet alleen in het voetbal stelselmatig ver op ons voor - ook als het om ´ons´ terrein van de handel gaat, lopen ze ons tegenwoordig dus onder de voet. Laten we maar snel een provincie van Duitsland worden, denk ik bekommerd, terwijl ik de buis uitdoe en bedrukt ter kooi ga.