zondag 13 januari 2013

Zij was een opblaaspop

Als het even kan, pik ik graag ieder seizoen weer lekker FC Utrecht - Ajax mee. Voor de hele stad Utrecht is dat altijd weer dé wedstrijd van het jaar, waar reikhalzend naar wordt uitgekeken, en die al net zo intens wordt beleefd. En, wederom als het even kan: ik neem dan altijd graag een voetballiefhebber mee die dit nog nooit eerder mee heeft gemaakt, en zich daar dan heerlijk aan vergapen kan. Vorig seizoen had ik mijn goede popvriend Chiel meegesleept, in het dagelijks leven tanelijk fanatiek Ajax-aanhanger. Hij ligt nu nóg aan de zuurstof van de adembenemende 6-4 nederlaag die zijn dolende Godenzonen toen voor de kiezen kregen. Dit seizoen was mijn Duitse zwager Martin aan de beurt. Opgedraaid door mijn spannende verhalen vooraf zat hij al op het puntje van zijn stoel toen de bal nog moest gaan rollen. Hij zag een eerste helft waarin Utrecht compleet onder de voet werd gelopen door de Amsterdammers, die tal van opgelegde kansen creërden maar er net zoveel om zeep hielpen. Toch had Martin, met al zijn voetbalkennis, al na een half uur door dat deze eenzijdige belegering uiteindelijk niets op zou leveren, terwijl hij ook de onmacht van de Domstedelingen haarfijn in de smiezen had: "Das wird hier ganz bestimmt ein 0:0". Martin was aangenaam verbaasd over de loyale toewijding van de thuisfans aan hun ploeterende favorieten en lanceerde bij het bestuderen van de Utrechtse supporters nog een paar andere rake observaties: "Ich glaube, Hauptsache hier ist nicht verlieren". Dat had-ie heel goed in de peiling. Niet verliezen van Ajax telt als een zege in Utrecht. En vandaag niet verslagen worden, zou betekenen dat FC Utrecht al voor de zesde achtereenvolgende keer een competitiewedstrijd niet verloor van Ajax. Maar ook zei Martin, en dat kwam er wel wat smalend uit: "Die Fans hier sind wirklich mit Alles zufrieden..!" Tja, en ook dat was waar. Veel tegenhouden (doelman Robin Ruiter), beetje schaven en schoppen (toekomstig Oranje-klant Dave Bulthuis) en maar standvastig blijven sleuren (Jacob Mulenga) - beter dan dat werd het maar niet voor Utrecht, en toch werd na negentig minuten de behaalde brilstand op de tribunes gevierd met emotionele omhelzingen en vreugde-gehuil alsof zojuist de eerste landstitel sinds 1958 op het droge was getrokken. Zwager Martin was geamuseerd door dit alles, maar een tikkie merkwaardig vond-ie het allemaal wel. Niet minder verbouwereerd was een aantal jaar geleden, om precies te zijn op 23 januari 2005, was mijn Duitse voetbalmaat Tom toen ik hem meenam naar de Utrechts-Amsterdamse clash van dat seizoen. Het was in de tijd dat stadionbezoekers pamfletten kregen uitgedeeld met daarop allerlei expliciete woorden en spreuken die met nadruk verboden waren om te worden gescandeerd of gezongen - op straffe van een hoop ellende voor de club. Wat er in die opsomming kennelijk niet tussen stond, was het woordloze gesis dat enkele malen uit de Bunnik-side opsteeg. Tom trok helemaal bleek weg toen hij doorkreeg waar hiermee aan gerefereerd werd: de gaskamers uit de vernietigingskampen van WOII. Hij was oprecht geschokt en dacht op dat moment dat hij in een stadions vol keiharde nazi-sympathisanten was terecht gekomen. De Ajax-fans aan de andere zijde zongen als antwoord op de duistere sisserij welgemutst van "Ajax-joden, superjoden, hey!, hey! " en ja, ook dàt is best moeilijk uit te leggen aan een historisch bewuste en politiek correcte, in-en-in keurige Duitse jongeman - dat we het in Nederland allemaal nou ook weer niet zó erstig menen als het op hem overkomt. Gelukkig viel er tenslotte ook nog wel wat voor Tom te lachen, en daarvoor kom ik nog even terug op dat eerder genoemde lijstje met wat er wel niet mocht op het gebied van spreekkoren. Zo mocht er niemand meer voor hoer worden uitgemaakt, iets wat nog wel eens gebeurde met vooral moeders van arbiters en/of spelers. Sylvie Meis, op dat moment sinds een tijdje de geliefde van Rafael van der Vaart, had het eerder al moeten ontgelden in diverse stadions, waar zij werd besmeurd met de beschuldiging dat zij "de hoer van Amsterdam" was. Welnu, iets met hoer, dat mocht dus niet meer. De Utrechtse aanhang had hierop een opblaaspop ter hand genomen, op haar rug heel groot SYLVIE gestift, en deze plastic belediging ging de volle negentig minuten het hele stadion door, over de hoofden heen doorgegeven, onder het luid gebrulde "Sylvie is een opblaaspop, Sylvie is een opblaaspop". Hier kon Tom dan nog wel een beetje om lachen, deze ludieke omzeiling van verboden vuilspuiterij. Maar het werkelijk begrijpen of invoelen van al die moeilijke Utrechtse gevoelens tegenover Ajax, een mooie ploeg toch in de ogen van de meeste oosterburen - nee, dat zat en dat zit er toch echt niet in.
FC Utrecht - Ajax, 23 december 2012: 0-0, Eredivisie. Toeschouwers: 18.500

dinsdag 8 januari 2013

Ik wil contact

Ik kom intussen met enige regelmaat bij NEC kijken en het is opvallend hoe snel je de vaste patronen rond zo’n wedstrijd in je systeem opneemt. Ik ben er deze keer met het gezellige ADO-span Iwan en Inge, ware voetbalgenieters die ook graag eens een wedstrijdvorkje buiten de eigen Haagse deur meeprikken. Ik neem ze bij de hand rondom en in de Goffert. Vooraf even mijn goede contact bij de viskraam showen, vervolgens naar het piepkleine fanshopje, en dan kalmpjes door naar vak Z. Alsof ik daar al decennia lang mijn eigen kuipstoeltje heb. Geroutineerd wijs ik waar de fanatieke aanhang zit, en vraag ik vooraf alvast aandacht voor het vaste slotlied van de pauze: Al mot ik krupe, dat traditioneel wordt uitgezongen door de fans, als de plaat allang gestorven is. Lekker gevoel is dat, gastheer zijn in een stadion dat je zelf nog niet eens zo heel lang geleden zelf nog moest ontdekken. We zien een vrolijke pot voetbal, het spel golft op en neer en Melvin Platje steelt op koddige wijze een doelpunt van Utrecht-goalie Robbin Ruiter, die net als een week eerder Piet Velthuizen even niet goed uit zijn doppen kijkt. Het is zo’n moment waarvan je nu al zeker weet dat die het jaaroverzicht van de Eredivisie zal gaan halen. Leuk – dat je kunt zeggen: ja ja mensen, daar was ik bij hoor. En we zaten precies achter dat doel waar het gebeurde, ook dat nog. In het herentoilet, als ik me tegen de plaswand te buiten ga, valt me vandaag voor het eerst op dat fijne watersproeiertjes op borsthoogte niet alleen zorgen voor constante bewatering van de plaswand, maar ook voor vernevelde luchtstroompjes met een geurmengeling van fris water en klef mannenvlees. Een barre sensatie. Ik voel dat ik een vies gezicht trek. Moderne techniek is lang niet alles, gadverdamme nee! ******************** Enkele weekenden later ga ik op cadeautjesjacht voor Kerstmis, en pak mij stevig in met onder meer mijn NEC-sjawl. Dat doe ik al dit hele najaar. Voelt goed. Beetje binding met de omgeving. En: komt goed aan. Ik fiets eerst naar het winkelpleintje bij ons in de buurt, voor een paar kleine aankopen. Daar loop ik pardoes die goeie lieverd van een visvrouw tegen het lijf – naast hun visstand bij het stadion hebben ze hier op het pleintje hun reguliere viswinkel. “Acccchhh Jeroen..!”, brengt ze met haar zachte G zoemend warm uit. Ik ben niet minder enthousiast haar weer te zien. “Kom je v`naovond nog ne NEC, ze motte tege PSV?”, vraagt ze, koppie schuin. “Nee... we krijgen bezoek...” “Ach, jammer... wel laot hoor, ze beginne pas um kwart veur nege... is veur ons eige`lijk geen doen joh... wat motte wij nou doen, al die ure wachte, as de winkel dich is, to`dat et bij het stadion es begint... wel zwaor hoor, Jeroen...” Het lijkt mij ook zwaar, en ik heb alle respect voor haar en haar man, keiharde viswerkers van dik in de zestig, en dat altijd met een gulle lach op hun snuit. Ik wens haar sterkte, en als altijd vooral ook: een goede omzet. Vanaf het pleintje zoef ik naar het centrum, waar ik onder meer voor de taak sta een paar erg moeilijke geschenken voor mijn schoonvader te bemachtigen. Vooral zijn vage wens “chique sjawl, geen das, passend bij bleu” baart mij grote kommer. Eerst echter naar good old V&D, alwaar ik op de damesafdeling hoop te slagen voor wat wij in huiselijke kring een Isabell Schmidt-mutsje noemen: een modieus omgedraaid smurf-hoofddekseltje. Na enig stuurloos gedraal begeef ik mij naar de klantenservice waar een kloeke schone blonde dame van rond de veertig mij hartelijk begroet, zich over haar toonbank buigt en zonder waarschuwen even zachtjes doch kordaat aan de uiteinden mijn slajwtje trekt. ”Ik hoop wel dat ze vanavond winnen hoor, meneer... anders zit ik de rest van het weekend met twee straalchagrijnige mannen thuis...” Ze lacht haar tanden bloot en vraagt waarmee ze mij van dienst kan zijn. (Nou... even dwalen mijn gedachten af naar die twee knorrepotten bij haar thuis... kan mij daar werkelijk niets bij voorstellen...). Dan gaat het, op aanwijzingen van de struise blonde schoonheid met hart voor NEC-mannen, verder op mutsjesjacht – de assecoiresafdeling biedt soelaas. Ik ben blij: gescoord! Dan komt de kwestie-sjawl-bij-bleu aan de orde. Ik dool wat door de C&A, zucht door de HEMA en moet dan langzamerhand toch wel dringend pissen. De H&M is daarom mijn laatste hoop voor knappen. Bij de herenafdeling begint het al goed als de jongedame achter de kassa blij zegt, blikkend op mijn NEC-sjawl: “Ha, goed volk!” Minder goed komen we eruit als het gaat om de sjawl waar schoonpaps zo naar langt. “Ik haal er even mijn mannelijke collega bij, meneer, die weet wel raad.” En of haar mannelijke collega dat weet – als hij in mij zijn gelijke gespiegeld ziet als toegewijd NEC-fan, geeft hij alles voor de juiste match met bleu. Tussendoor bezingt hij zijn liefde voor zijn Nijmeegse club, die hij als jochie nog heeft zien degraderen naar Eerste Divisie - een echte hardliner dus – en die hij altijd intens lief heeft gehad, en nog altijd trouw bezoekt bij iedere thuiswedstrijd. “Ik begrijp er niks van man... ze staan gewoon keurig zevende, en iedereen maar zeiken nu we een keer bij RKC verliezen... alsof dat zo’n schande is...” Hij heeft helemaal gelijk, mijn fijne verkoper, die mij op nonchalante wijze raak naar een grijze nichtensjawl leidt die perfect past bij het bleu waar mijn schoonvader zo om verlegen zit. Dit is een hele echte fan, en kenner ook, die niet geleid wordt door de waan van de dag, en donders goed weet dat je in je handjes moet klappen van plezier als je zevende staat met NEC. Hij zwaait me uit, met in zijn ogen al de wedstrijdspanning van straks. “Tot straks man!”, sist hij me toe, en balt een vuistje. Ik durf niet te zeggen dat ik niet kan omdat wij bezoek krijgen. Ik bal een vuistje terug. Boks! Dan stap ik op mijn fiets, voorzichtig met mij knalvolle blaas, en vang te trappen aan. Murmel flarden van opper-Nijmegenaar Frank Boeijen: Ik wil contact... tussen jou en mij... ik wil contact... laten we eerlijk zijn... Gewoon een NEC-sjawl omdoen in Nijmegen, Frank, dan komt dat wel goed. ****************** NEC – FC Utrecht, 24 november 2012: 2-0 (2-0), Eredivisie. Toeschouwers: 12.350