zondag 9 augustus 2015

Daryll-Ann & ik * ik & Daryll-Ann (deel 3)

Hongerig naar nóg meer succes als rockster in opleiding, solliciteerde ik begin deze eeuw bij het Utrechtse Paper Moon, dat haar drummer op de keien had gezet. Deze heertjes waren niet onverdienstelijk bezig in de Excelsior-scene, dat kon wel eens gaan lopen. En dus zag ik het wel zitten, ondanks het feit dat de bandleden stuk voor stuk bekennende, intense vereerders waren van de Beatles.
Het is nu eenmaal zo, dat ik een intense bloedhekel heb aan de Beatles. Hieraan debet is een traumatische jeugdervaring op school, met een foute muziekleraar (waarover een andere keer meer). Maar, muzikale hoer die ik ben, ik zette me daar luchtigjes overheen. Ik hield me er maar aan vast dat zelfs een rukband als de Peamles, zoals ik ze altijd smalend noemde, een werkelijk briljante held in hun midden had: Ringo Starr. Wel jammer voor deze ras-artiest, dat hij zo’n slap stelletje knoeiers als begeleidingsband had. Michelle, Hey Jude, Yesterday… lieve help, je zult die troep maar moeten drummen. Nee, ome Ringo had het óók niet makkelijk.
Hanz, Dré en Ace van Paper Moon konden alle drie een hoogstand mopje spelen op hun instrumenten en hadden bovendien stemmen als engeltjes. Met mij erbij als dienende slagwerker, die deze drie melodieuze wonderkinderen voorzag van een stevig betonnen drumvloertje, was het plaatje compleet. We vielen positief op als kwaliteitsbandje met Beatlesque topliedjes. Er ontstond een trouwe following van bloedserieuze muzieknerds met linnen tasjes, open sandelen en bloempotkapsels. Een platencontract bij Excelsior, de logische stal voor bands met neigingen als die van Paper Moon, leek slechts een kwestie van tijd.
Op weg naar klinkende roem in de charts, wilden we de studio in duiken om alvast wat nummers voor ons debuut-album op te nemen. En ja hoor: daar kwam Daryll-Ann weer de hoek om kijken..!
Want Daryll-Ann was al even doordrenkt van The Beatles als Paper Moon, en in het Excelsior-circuit was het ons kent ons – en zo kenden de heertjes van Paper Moon die van Daryll-Ann, alsof het hun knikkermaatjes waren.
Aldus belandde ik met Paper Moon pardoes in de Excelsior-studio te Weesp, onder de bezielende opname-leiding van de broertjes Coen en Jelle Paulusma, kernleden van mijn Poltergeist Daryll-Ann.
De gebroeders Paulusma bleken niet alleen een heel fijn gevoel en oor voor onze muziek te hebben, maar ook dol te zijn op biertjes en stevige toeters: “Hé Ace, doe mij ’s een hijs”. Dat schiep een band. En wat wás de sfeer toch relaxt. Kingston Town was er niks bij. Jah man.
Ik voelde me wonderwel goed op mijn gemak bij de olijke tweeling, en stak een hoop op van hun tips en trucs. Mooi voorbeeld van een goeie hint: om wat meer zoete rinkeling op mijn ride-bekken te creëren, bevestigde Coen met een stukje stage-tape een muntje van 20 cent op het koper, zodanig, dat het bij het bespelen een klein beetje kon bewegen en britselen. Werkte prachtig.
Coen werd overigens, vanaf de start van de opnames in Weesp, in steeds krachtiger mate populair bij mijn toenmalige verloofde Moos, die op de meest onverwachte momenten (kon midden in een REM-slaapje zijn, of teruggetrokken op het toilet) verontrustend enthousiast zijn naam scandeerde – nee loeide: “Coen! Coe-hoen! Cooooeeeen..!” Dat zij mij enkele maanden later verlaten heeft, staat hier volgens de officiële lezing geheel los van. Maar toch: je gaat denken.
Ikzelf groeide intussen vooral toe – in het nette, uiteraard - naar Jelle, die voor altijd mijn hart stal met de volgende anecdote.
Binnen de muzikaal zeer correcte en strenge Paper Moon-familie – de muziekpolitie van OOR en de VPRO was er niks bij - stond ik al snel bekend om mijn muzikale wansmaak. Zo oordeelde in ieder geval zanger-gitarist Dré, die regelmatig hoofdschuddend en kokhalzend werd aangetroffen terwijl ik de loftrompet stak over briljante acts als A-ha, Duran Duran, Roxette, Boney M. of Modern Talking. Ook Kiss behoorde tot mijn lijstje intieme muziekliefdes, en een discussie met Dré ging daar net over toen we met z’n allen bij de mengtafel aan de koffie zaten. Vol vuur verdedigde ik mijn geschminkte idolen en hun meesterwerken, zoals bijvoorbeeld het onvergetelijke Heaven’s on Fire. En niet minder vurig schamperde Dré over de beroerde, primitieve wanklanken die Kiss voort zou brengen. Totdat Jelle, zonder zich om te draaien van de mengtafel, een duit in het zakje deed: “Kiss, te gekke band. Goeie songs.”
Dré keek eerst of-ie water zag branden. Aansluitend moest-ie aan de zuurstof.
“Vooral de songs van Paul hè?”, jubelde ik naar Jelle.
“Kun je wel zeggen ja. Die van Gene zijn toch minder.”
Jelle en ik - wij begrepen mekaar. Heaven´s on Fire.
******
(Paper Moon in de studio in Weesp: gitarist Hanz gaat er maar bij zitten * tevreden orgelman Dré * Ace behalve met bas ook vaardig met toeters * Mickey Mouse op drums * Coen en Jelle schuiven er lustig op los achter het mengpaneel - foto´s uit colectie Hanz de Vries)
******
(cliptip op YouTube: Paper Moon met ´Past´, geschoten tijdens de opnames in Weesp http://www.youtube.com/watch?v=lBhhh9VcbSk )

Jong geleerd

Op mijn hotelkamer in Berlijn viel ik al zappend midden in een ARD-documentaire over geweld tegen scheidsrechters op de Duitse amateurvelden.
Ik kreeg een treurige opsomming van hevige geweldsincidenten voor mijn kiezen. Arme Duitse amateurscheidsrechters, die alleen maar lekker een wedstrijdje willen fluiten maar het zwaar moeten ontgelden als gefrustreerde of doorgesnoven voetballers zich benadeeld voelen, en er gelijk maar op los tieren en timmeren - het gaat de fluitisten daar al net zo slecht al hier in Nederland.
Toen ik zelf nog zaalvoetbalde onder KNVB-vlag, floot ik voor mijn Amsterdamse club Rap regelmatig een potje in pakweg de 127e klasse onderbond, gewoon omdat er geen scheids beschikbaar was en ik de beroerdste niet ben. Vaak ging dat wel goed, en vaak ook werd dat gewaardeerd. Maar ik heb ook vaak zat beledigingen en bedreigingen over me heen gekregen.
Zo floot ik een keer, op lief verzoek van beide heren aanvoerders, een wedstrijd tussen twee mij onbekende teams die, zo bleek achteraf, nog een appeltje met elkaar te schillen hadden naar aanleiding van een eerder treffen, op gras.
Was ik vooraf nog de aardige vent die hen uit de brand hielp - vanaf mijn eerste fluitsignaal voor de aftrap werd ik volledig en strikt persoonlijk verantwoordelijk gehouden voor alles wat zich op het veld voordeed. Het ging er van meet af aan veel te fel en driest aan toe. De spelers leken ieder gevoel van eigen verantwoordelijkheid en van waardigheid te hebben afgelegd - het was voelbaar aan mij, en alleen aan mij, om hun confrontatie in goede banen te leiden.
Na een minuut of tien, waarin ik zó veel had moeten fluiten dat mijn oren ervan tuterden, werd een speler in het strafschopgebied onderuit geschopt. Ja, geschopt - hier hoefde je echt de tv-beelden niet van terug te zien, om zeker te weten dat de bal op de stip moest. En de dader subiet twee minuten langs de kant.
Ik floot, wees naar de stip en zond de overtreder gedecideerd heen.
Direct stond er vijf, zes man heel dicht om mij heen te schreeuwen en te schelden. De ene partij was des duivels over de begane overtreding, de andere vond dat ik gek geworden was om zoiets onbenulligs een strafschop voor te geven. "Dit is héél dom wat jij nu doet, mannetje!", bulderde een speler tegen mij, met zijn gezicht vlakbij het mijne.
Ik deed een stap terug en riep, met een merkwaardig soort kalmte over mij heen, beide aanvoerders bij me. Zei dat ik de match zou staken als het niet fatsoenlijk kon, tegen elkaar en tegen mij.
Beide heren zegden toe, al sprak hun lichaamstaal ook nog iets anders uit: ze waren allebei allang niet meer zo gelukkig met mij als vlak voor de wedstrijd nog zo enorm het geval was.
Er bleek geen houden aan. Slechts enkele minuten later zette iemand een vliegende tackle in op een doorgebroken tegenstander. De waanzinnige miste, en kwam zelf dermate ongelukkig terecht dat we het door de hele hal hoorden kraken: gebroken been.
Mooi zo, dacht ik opgelucht, terwijl zijn jammerlijk gegil weerklonk, nu kan ik de wedstrijd reglementair staken.
De dramatische gebeurtenis koelde in beide kampen de wederzijdse opgefoktheid. Gelaten zag men toe hoe de gewonde met lachgas moest worden weggemaakt door ambulance-mensen, alvorens hij op een brancard kon worden gelegd en afgevoerd.
Bij het afwikkelen van de formaliteiten op het wedstrijdformulier lieten beide aanvoerders eensgezind blijken dat ze mij maar een scheidsrechter van likmevestje vonden. "Je moet het wel in de hand houden hè", zei de één streng. "Maar ja... toch bedankt dan maar", vulde de ander ironisch aan.
Na het douchen bleken beide teams in de kantine samen aan tafel en het bier te zitten - verbroederd door mijn wanprestatie.
Terug naar de documentaite op de ARD.
Het Duitse voetbal is naarstig op zoek naar middelen om het geweld en het gebrek aan wederzijds respect op de amateurvelden het hoofd te bieden.
Er kwam een speciale gedragscoach aan het woord, die tijdens trainingen meedoet met amateurs, en hen dan een spiegel voorhoudt door ze te jennen en provoceren, en ze daarna te laten inzien dat het uiteindelijk allemaal bij jezelf begint, de keuze om wel of niet door het lint te gaan op het veld. De gedragscoach merkte fijntjes op dat voetballers wel als vanzelfsprekend respect verwachten - nee, éisen van scheids en tegenstanders, maar dat ze dat andersom niet automatisch bieden. "Eerst moet altijd de ander respectvol zijn naar hen, voordat ze zelf respect kunnen hebben. En zo komen we er natuurlijk nooit."
Dat lijkt me nog een lange weg te gaan, voor deze gedragscoach, met miljoenen amateurs die wel een bezoekje van hem kunnen gebruiken.
Kansrijker lijkt het frisse idee van een voetbalvader om bij de jeugd scheidsrechters af te schaffen, de ouders in een speciaal vak op ruime afstand van het veld te houden, en het spel en de regels dus helemaal aan de kinderen zelf over te laten.
Het lijkt te werken, als je de mensen moet geloven die meewerken aan dit door de Duitse bond omarmde experiment. Zonder de razernij van voetbalouders langs de kant, en door ze zelf verantwoordelijkheid te laten dragen, zijn de jeugdige voetballertjes alleen maar lekker aan het ballen, respectvol en alles.
Er werden beelden getoond van een wedstrijdje van C-junioren, die op deze manier met elkaar voetbalden. Het zag er allemaal heel plezierig uit. En niet alleen vooraf, maar ook na afloop (uitslag: 1-1) werden de handen beleefd en vriendelijk gedrukt. Het leek wel een wonder. En daarmee sloot de documentaire af - dít is de oplossing, zo was de onuitgesproken boodschap.
Toch was er iets waardoor ik met een zeker onbehagen bleef zitten.
De symptomen bestrijden is één, maar ik hoorde in de documentaire nagenoeg niets over de oorzaken.
In de getoonde flitsen van de kinderwedstrijd was onder meer de late gelijkmaker te zien, die gemaakt werd door de bezoekertjes. Het doelpuntenmakertje snelde, achtervolgd door jubelende teamgenootjes, euforisch richting de zijkant van het veld, waar de reserves en teambegeleiders opgesteld stonden. Op hun beurt renden reserves en staf extatisch het veld in. Samen vormden ze een uitzinnige kluwen van uitgebarsten vreugde. Het leek wel of ze verlenging in de Europacupfinale uit het vuur hadden gesleept.
Net als op televisie.
Wat ik zag: een gelijkspelletje, op een doodgewone zaterdag, op een amateurveld ergens in Duitsland. Een potje kindervoetbal.
Meer niet.
(Foto: Rißmann)

donderdag 6 augustus 2015

Tomboy in Sektor 4

Ze wurmt zich door de rijen van ons sta-vak heen omhoog, komt dichterbij, en wringt zich dan ook langs mij heen. Ik twijfel, terwijl mijn ogen van haar slordige page-kapsel omlaag glijden naar haar ongeschminkte gezicht, of ´ze´ eigenlijk wel een ze is. Haar vermoeide blik, haar samengeknepen lippen - ze kunnen ook van een zachtgebouwde jongeman zijn.
Normaal gesproken zie ik het meteen, of er een tomboy in het spel is, dan wel een meisjesachtige jongen. Nu hapert mijn radar. Wel betrap ik mij op deze gedachte: ze is óf een leuke tomboy, of anders een merkwaardige jongen.
Ze - ik kijk nog eens héél goed, en besluit dat ze een ze is - waadt terug door het gedrang, met geconcentreerd-gepijnigde blik, drie bier tussen haar ranke handen geklemd.
Op weg naar haar vriendin? In Sektor 4 staan traditiegetrouw veel vrouwelijke Union-fans, vaak ook stelletjes. Ze is hier vast met haar liefje.
Links van ons, een paar meter lager in het vak, komt ze met haar bier ter bestemming aan. Ik zie hoe haar pony een stukje opveert omdat ze met kracht lucht uit haar linkermondhoek omhoog blaast, als een locomotiefje dat opgelucht stoom laat bij het binnenrollen van een station.
Tommie, zo noem ik haar maar, geef een pintje af aan een bolle meneer met een blij maar verkreukeld hoofd waar bijna geen tanden in zitten. Die meneer lijkt me niet helemaal goed.
Het tweede biertje dat ze afgeeft, belandt in handen van een lange, slanke jongen met een gaaf gezicht, waarin een vlassnorretje domineert. Hij is zichtbaar een paar jaar jonger dan Tommie, een jochie nog, maar oogt niettemin soeverein. Tommie kijkt gelukzalig op naar hem, terwijl ze met hem proost. Hij kijkt wat stuurs terug, proost onwillig mee.
Ik kan het allemaal goed volgen. De wedstrijd moet nog beginnen, Tommie en de jongen staan met hun rug naar het veld, de jongen in gesprek met de bolle meneer die niet helemaal goed is.
Tommie vlijt zich tegen de jongen aan, die een kop boven haar uitsteekt. Ze drukt haar hoofd tegen zijn schouder en aait hem met haar vrije hand over zijn buik.
De jongen lijkt niets te merken, geeft in ieder geval geen sjoege. Met gefronste wenkbrauwen luistert hij naar de bolle meneer.
Tommie laat haar hand zakken, streelt nu zijn bovenbeen. Daarbij kust ze teder zijn arm. Kijkt verlangend naar hem op.
Er komt niets terug.
Dan glijdt haar hand van de voor- naar de binnenkant van zijn bovenbeen, wrijft over zijn lies. Ze wil een kus, ze hunkert, al is het maar een heel klein zoentje. Zijn blik blijft echter strak gericht op de meneer - hij kijkt zelfs niet op haar neer. Haar jongen is van steen.
Ik kan er niet meer naar kijken.
Tommie wordt gedurende de wedstrijd nog een paar keer bier halen gestuurd. Dat doet ze met overgave. Na het laatste fluitsignaal krijgt ze een zuinig kusje van haar slungel. Ze straalt van geluk.
******
(Foto: Rißmann)