Posts tonen met het label KNIL. Alle posts tonen
Posts tonen met het label KNIL. Alle posts tonen

woensdag 5 juni 2013

De bomen schudden nee (deel 6 van 60)

Verhuizen was voor mijn moeder helemaal geen straf. Het was een beetje een hobby van haar. Ze had er telkens opnieuw heel veel schik in, een nieuw huis opnieuw in te richten. Alleen al in Amersfoort, waar we woonden sinds ik vier was (mijn vader was van de kazerne van Utrecht overgeplaatst naar die van Amersfoort, vandaar), hadden we al vier woningen versleten. Het begon in de Fazantenstraat, middenin het wat armoedige Leusderkwartier. Op dezelfde galerij als wij woonden meneer en mevrouw De Jong, een hartelijk echtpaar. Ze waren al met pensioen. Ik mocht altijd bij ze langskomen. Ze hadden zelf geen kinderen gekregen maar hun huis en koektrommel stonden altijd open voor de kinderen uit de flat. Ik parkeerde mijn skelter-tractortje voor hun deur op de galerij en keek samen met meneer De Jong naar diertjes, bloemen en boomblaadjes onder zijn microscoop. Meneer De Jong was vroeger bioloog geweest, hij vertelde er van alles over. Over vliegen, over honden, over eekhoorntjes. Ik was gek op dieren en hing aan zijn lippen. Na een tijdje rook het in huis naar snijboontjes, dan wist ik dat mevrouw De Jong met koken begonnen was. Meneer en mevrouw De Jong waren gewend om tussen de middag warm te eten. Dan wilden ze rustig samen zijn en moest ik naar huis. Maar niet voordat ik van mevrouw De Jong nog een paar flesdoppen had gekregen voor mijn verzameling. De verhuizing naar het Ariaplein in Schuilenburg, een jaar later, was een verbetering. Een veel betere buurt. Maar met het huwelijk van mijn ouders ging het bergafwaarts. Toen mijn vader en moeder elkaar zeven jaar eerder in Utrecht hadden leren kennen, was mijn vader voor de tweede keer in zijn leven helemaal gestopt met drinken. Hij was officieel afgekickt. Dat ging een tijdje goed, en ook toen hij ging samenwonen met mijn intussen zwangere moeder hield hij het prima vol. Ze trouwden nog voor mijn geboorte. Allebei voor de tweede keer, een nieuwe start. Ze hadden het best goed samen met elkaar en met de kinderen die er al waren. Pim en Lia woonden permanent bij ze in de flat aan de Cromwijklaan, in het weekend kwamen Ton en Guusje er ook bij. Toen ik werd geboren, leek alles samen te passen als de stukjes van een Jumbo-puzzel: ik was ieders kind of broertje. Het klopte als een bus. De euforie ebde langzaam weg, het leven werd weer normaal. Nouja, normaal, beter gezegd: er slopen dingen tussen mijn ouders die de zaak geen goed deden. Mijn moeder kroop doordeweeks gelijk haar bed weer in zodra Lia en Pim naar school waren en mijn vader naar de kazerne vertrokken was. Klom er af en toe uit om mij te eten te geven, daarna weer terug onder de wol. Lia en Pim kwamen uit school, kregen een paar gulden in hun handen gedrukt: 'Koop maar lekker een zak patat.' De rest van de middag zwierven ze samen door Utrecht. Draaiden rondjes in de bus door heel de stad. Terwijl mijn moeder in bed lag. Tegen de tijd dat mijn vader thuis kon komen, stond mijn moeder op en begon als een bezetene te koken, wassen en strijken. Ook na het eten boende en stofzuigd e mijn moeder vlijtig door om een verslapen dag in te halen. Gezellig was anders. Mijn vader had zich het huiselijk leven in zijn tweede huwelijk heel anders voorgesteld. Toen meneer Van Breukelen van de buren mijn vader op een goeie dag vroeg of-ie geen zin had om samen een biljartje te leggen, hoefde Jan de Haan niet lang na te denken. Het biljarten beviel prima, hij liet zich de biertjes en jenevertjes weer smaken. In de kazerne begon al snel op te vallen dat mijn vader zijn oude liefhebberij weer opgepakt had. Als rij-instructeur in het leger kroop-ie met een kegel van heb-ik-jou-daar naast leerlingen in de cabine van zijn pansterwagen. Een overplaatsing naar Amersfoort, als straf en laatste kans, moest uitkomst brengen. Het hielp niets. Mijn vader en de fles waren weer de beste vrienden geworden. Daar kwam niemand tussen. In de Fazantenstraat werd de vriendschap al hechter en hechter, op het Ariaplein liep het uit de hand. Niet dat ik daar veel van merkte. Voor mij was de tijd aan het Ariaplein zelfs de vrolijkste periode van de tijd dat mijn ouders nog samen waren. School was om de hoek, al mijn vriendjes woonden dichtbij. Mark zelfs in de flat naast ons. Ik speelde graag bij Mark thuis. Zijn moeder vond dat goed, de mijne vond het zelfs uitstekend. Dan kon ze mooi even een tukje doen. Mark en ik speelden vingervoetbal, we spreidden al onze Suske en Wiskes uit over de vloer in de woonkamer om de leukste omslagen uit te kiezen, bladerden in onze voetbalplaatjesalbums. We keken tv. Pippi Langkous, Peppi en Kokki. Maar TopPop keek ik het liefst. Ik ging er helemaal in op en deelde doorlopend mee wat ik er allemaal van vond. Dat was niet altijd mals. Daar kreeg Mark's moeder na een tijdje genoeg van. 'Tjongejonge wat een commentaar allemaal! Is er dan helemaal níets goed genoeg voor jou?' Een andere flater die ik sloeg in de flat waar ik bijna vaker was dan in die van onszelf, was toen ik dolenthousiast binnen kwam rennen met, zonder het te weten, een flinke dot hondenpoep onder mijn schoenen. Ik was al tot ver in de woonkamer doorgedrongen toen Mark´s moeder een gil van ontzetting slaakte. Ik verstijfde, keek om, en zag kleine strepen en klontjes poep over de hele vloer, door mijn geren het tapijt ingestampt. Ik wist niet waar ik het zoeken moest, terwijl Mark's moeder knetterend van ongenoegen met een emmer vol sop de poep het huis uit begon te boenen. Soms bleef ik gezellig logeren. Ik leek dan wel de derde zoon van het gezin, naast Mark en zijn oudere broer Frans. Ik had het er fijn, iedereen van het gezin was zo gemoedelijk en kalm. Slechts zelden hoefde Mark's moeder 'Jongens, niet zo baldadig!' te roepen. Mark´s pa zag het van achter zijn krantje aan. Af en toe hoorden we hem 'asteblieft' mompelen. Dat kon van alles betekenen. Maar meestal mompelde hij het met een glimlach, en dan betekende zijn asteblieft dat-ie ons met genoegen gadesloeg terwijl we opgingen in ons spel. Het was harmonie troef. De familie Brandts gold niet voor niets als hét modelgezin van de buurt. Mijn ouders waren ook wel gecharmeerd van Mark. Mijn moeder vond zijn krullen zo mooi. Dat had ze me al gezegd na de eerste dag op de kleuterschool. 'Had jij maar zulke mooie krullen' verzuchtte ze thuis tegen me. De volgende dag sloeg ik Mark in de zandbak vol blinde jaloezie een enorme bloedneus. Luid brullend vluchtte hij de school in. Een druppend bloedspoor liep van de zandbak naar binnen. De volgende dag nam hij wraak. Mijn dieprode bloed drupte over het ingedroogde bloedspoor van gisteren van Mark heen, van de zandbak de school in. Sindsdien waren we onafscheidelijk. De Ariaplein-tijd was ook de tijd van de meeste aanloop bij ons thuis. Er kwamen legervrienden van pappa op bezoek, de meesten Indo's en Molukkers uit zijn KNIL-tijd. Dan hadden we een vrolijke volle kamer en stond de hele tafel vol met asbakken en bierflesjes. Of kennissen van mamma kwamen langs. Vooral met Bep was ze dikke maatjes. Tante Bep was geen echte tante van me, maar de volwassen vrienden en kennissen van je ouders noemde je nu eenmaal oom en tante. Toen tante Bep hoorde dat ik met mijn vader naar het circus was geweest, nam ze me direct terzijde. 'Jij houdt toch zo van dieren, Jeroen?' 'Ja tante Bep, hoezo?' 'In het circus zijn ze heel slecht voor de dieren. Als de dieren hun kunstjes niet snel genoeg leren, dan krijgen ze slaag.' De tranen schoten in mijn ogen. 'Dus als jij dan met je pappa een kaartje voor het circus koopt, dan werk jij daar aan mee.' Ik begon hard te huilen. Die arme circusdieren. Ze kregen volop slaag en dat was mijn schuld. 'Ja denk er maar 's goed over na' besloot tante Bep. Ook mijn opa Van den Berg, de vader van mijn moeder, wist mijn zwakke plek voor dieren met een voltreffer te raken. Hij logeerde regelmatig bij ons. Als opa Van den Berg bij ons logeerde dan was hij de baas, het hele huis was van hem en hij liet onbekommerd scheten, zonder blikken of blozen. Mijn moeder commandeerde-ie de hele dag door. Als zijn sigaren op waren dan moest ik hollend naar de winkel van meneer Bak voor een nieuw doosje. Met jokeren mocht ik niet meer meedoen sinds ik een keer van hem gewonnen had. Dat pikte opa niet van zijn kleinzoon. Zijn weekhartige kleinzoon met al zijn gezeur over diertjes. 'Weet je, als jij zo van dieren houdt, dan zou je zelfs niet over straat moeten lopen. Want met elke stap trap je wel duizend bacteriën dood, en dat zijn toch ook diertjes.' Ik had er weer een probleem bij. Elke stap op straat maakte een moordenaar van me. ****** (wordt vervolgd) ******

zondag 2 juni 2013

De bomen schudden nee (deel 3 van 60)

Vriendjes mocht ik niet mee naar huis nemen. Dat vond mijn moeder teveel drukte geven. Alleen voor Mark, mijn beste vriend, maakte ze soms een uitzondering. Ik mocht zó vaak bij Mark thuis spelen en meeëten, dat mijn moeder Mark maar moeilijk kon weigeren, die enkele keer dat ik vroeg of het goed was dat hij meekwam. Tegen andere jongens moest ik altijd zeggen dat mijn moeder lag te slapen en dat het daarom niet kon. Ik kon heel goed alleen spelen. Mijn moeder vertelde vaak vol trots dat ze mij al alleen thuis kon laten toen ik nog maar vijf was, en zij uit werken moest terwijl pappa in de kazerne was. 'Ik zei dan alleen maar tegen je: niet met je handjes aan de kachel komen hoor, en dan zat je uren zoet te spelen in je eentje.' Daar was ze geweldig mee ingenomen, dat ze mij al die tijd onbezorgd alleen kon laten. De zaterdagen als mijn moeder bij de één of andere oom was, die waren eigenlijk zo gek nog niet. Prima zelfs. Op zondag werd het langzaam spannend, wanneer het moment naderde waarop mijn moeder weer thuis zou komen. Zou ze alleen terugkomen, met de bus vanaf het station? Of zou ze helemaal naar huis gebracht worden door haar nieuwste vlam? Dat laatste gebeurde regelmatig: oom zus of zo wilde natuurlijk de puike gentleman uithangen, en bracht mamma in zijn auto wel even naar huis in Amersfoort. Zo'n gentleman had uiteraard nog wel een kopje koffie verdiend, en zo werden Pim en ik dan weer voorgesteld aan alweer een wildvreemde meneer. De slimmeriken onder de wildvreemde meneren waren op alles voorbereid en wisten niet alleen onze namen al bij het voorstellen, maar hadden ook een cadeautje meegebracht voor ons allebei: een pakje Drum voor Pim en een dinky toy voor mij. Mamma had ze ongetwijfeld goed geïnstrueerd. Of zo'n oom verder aardig was of niet, het leverde in elk geval altijd weer een nieuwe bolide op voor mijn Formule 1-races. Maar nu was er ineens deze ome Klaas. Het had meteen geklikt tussen hem en mamma, afgelopen zaterdagavond in de stationsrestauratie. En dus was hij meteen mee naar huis genomen. En toen klikte het zelfs zó goed, dat ze diezelfde nacht besloten dat hij maar bij ons moest komen wonen. En nu was het maandagochtend, 36 uur nadat ze elkaar voor het eerst ontmoet hadden. Mijn moeder was opgewonden, ademde snel en verheugde zich op de thuiskomst van ome Klaas, die nu eerst aan het werk was en daarna wat kleren bij zijn vrouw ging halen. En daarna voor altijd bij ons zou komen wonen. * Ik mocht niemand vertellen van ome Klaas. Op school niet, op de club niet, en zeker mijn vader niet. Ik kon heel goed een geheim bewaren, dus zei ik er niemand iets over. Ome Klaas was niet iemand die zich interesseerde voor wat ik deed of meemaakte, dus niemand van de Paulusschool of bij Amersfoortse Boys zag hem ooit of had iets in de gaten. Maar ook mijn vader mocht ik dus niks zeggen. Mamma was bang dat mijn vader het er helemaal niet mee eens zou zijn, dat kon een hoop problemen geven. Bijvoorbeeld met de alimentatie. Maar ook waste mamma nog altijd pappa's kleren en maakte ze zijn huis in de Miereveldstraat schoon. Daarvoor kreeg ze een vergoeding van pappa, en dat wilde ze niet door ruzie in de waagschaal stellen. Mijn moeder beheerde zelfs het geld van mijn vader. Pappa was daar niet zo handig in. Die bracht zijn hele salaris -en dat was best veel- maar naar de kroeg en naar zijn rare vrienden als mijn moeder dat niet voor hem in de gaten hield. Ook hiervoor kreeg mijn moeder een vergoeding van pappa. Die vergoeding kon ze zelf makkelijk regelen. Ze kon bij al het geld van pappa en hij maakte zich er niet druk om. Zijn rekeningen waren altijd keurig betaald, zijn overhemden schoon, zijn huisje aan kant, en toch bleef er nog genoeg over om wat leuks met mij te ondernemen. En voor zijn jenever en Amstel-bier. Kortom: iedereen tevreden. En dat wilde mijn moeder graag zo houden. Dat was ook in mijn belang, zei ze. Ik zei dan ook niets tegen mijn vader. En wat maakte het eigenlijk uit? We bleven elkaar zien bij Amersfoortse Boys op zaterdag, en vaak ook op zondag. Dan gingen we naar Birkhoven, het voetbalstadion in Amersfoort, voor een wedstrijd van SC Amersfoort, dat praktisch altijd verloor. Of naar het honkbalstadion, waar hoofdklasser Fresh Up Quick haar thuiswedstrijden speelde. Net zoals de sportcollega's van de Amersfoortse profvoetbalclub vormden ook de spelers van Fresh Up Quick bepaald geen team van kampioenen. Maar de aanhang was talrijk en bloedfanatiek en geen enkele club reisde graag naar Amersfoort, waar het behoorlijk kon spoken in dat stadionnetje vol zingende, schreeuwende en hossende malloten. Mijn vader kende een paar spelers persoonlijk, waaronder de sierlijke eerstehonkman Tico Flemming. Via hem regelde pappa dat ik en Mark de handtekeningen kregen van de hele selectie. En ik mocht met Tico Flemming op de foto. Helemaal niet verbazingwekkend dat mijn vader dat allemaal zo kon ritselen, want iedereen in Amersfoort kende mijn vader. En iedereen mocht hem graag. Als mijn vader weer eens in het ziekenhuis verbleef na een buikoperatie (een regelmatig terugkerend euvel sinds hij in zijn KNIL-tijd in Indië in zijn buik was geschoten, de wond bleef telkens opnieuw ontsteken) en hij zat in de benedenhal met mij te kletsen, dan deed pappa niets anders dan mensen groeten, handen schudden, zwaaien, babbelen, lachen, een tong uitsteken hier en knipoogje geven daar. Het leek wel een defilé. Wat was die man populair, dat was niet normaal. Je kon werkelijk geen gesprek met hem voeren in die hal van het Elisabeth Ziekenhuis. En dus haalde ik nog maar een gevulde koek in het winkeltje in de hal. Pappa was bovendien nogal een knappe kerel, met zijn jongensachtige kop, zijn bruine ogen en zwart haar. Als jonge vent had-ie aanbidsters te kust en te keur en nam hij het er behoorlijk van. Zelfs in de huwelijksnacht van zijn eerste huwelijk bedroog hij zijn vrouw, tante Mia, met een ander. Tante Mia was de moeder van Ton en Guusje, mijn halfbroer en -zus. Mijn moeder leerde-ie jaren later kennen in het militair hospitaal in Utrecht, toen de oorlogswond in zijn buik weer eens opspeelde. Ook mijn moeder had al twee kinderen uit een eerste huwelijk met ene Govert Smit: Lia en Pim, mijn andere halfbroer en -zus. Toen mijn moeder zwanger werd van mij, zijn zij en mijn vader allebei voor de tweede keer in het huwelijksbootje gestapt. Mijn vader was ook op zijn werk alom gewaardeerd. Hij had twee banen sinds hij was ontslagen uit het leger: eentje overdag op kantoor bij verkeringsmaatschappij Levob en daar bovenop nog drie avonden als sorteerder bij de PTT. Hij strooide met grappen en was erg geliefd, dat merkte ik wel als ik met hem meekwam. 'Eén ding moet ik je vader nageven: hij is een harde werker' prees mijn moeder hem vaak. Alleen in het leger dachten ze daar anders over, daar was pappa uiteindelijk na het zoveelste incident eruit gevlogen. Dronkenschap onder diensttijd was al vaker voorgekomen, maar dat een zwaar benevelde kapitein De Haan ook nog met zijn dienstpistool zijn vrouw en schoonzus had bedreigd en daarom was opgepakt door de politie van Amersfoort, dat had de deur dichtgedaan. Gelukkig had deze geschiedenis geen problemen opgeleverd toen mijn vader bij Levob en de PTT solliciteerde. En daar hield-ie zich op het werk aardig in, met de drank. Ook bij mij hield pappa zich in met drinken. Ik merkte er bijna nooit iets van. Alleen een keer toen we naar de motorcross gingen. Er was een lange rij voor het loket waar de kaartjes verkocht werden en dat wachten vond pappa maar niks. Hij maakte misbaar, pufte, blies, vloekte heel hard en wankelde op zijn benen. Toen we eindelijk aan de beurt waren smeet pappa het geld voor de kaartjes woedend neer voor de neus van de kaartjes verkoopster. 'Hier dan, gatverredámme! Pfffff!' 'Da's toch ook wat hè, voor zo'n kind', hoorde ik achter me fluisteren. Ik schaamde me rot. ****** (wordt vervolgd) ******