zondag 28 juli 2013
Schatje voor Adje?
Het was een heel gedoe om via AZ-kanalen naar de wedstrijd om de Johan Cruijff Schaal te komen: ofwel moesten we met georganiseerde bussen vanuit Alkmaar oprukken naar de ArenA, ofwel waren we verplicht op per auto aan te komen rollen naar parkeervak P2, alweer we onze vouchers om konden ruilen voor toegangskaartjes.
We kozen voor optie twee, en vroegen ons af waarom het toch in vredesnaam zo complex geregeld was. Angst voor grimmige confrontaties tussen beide supportersgroepen leek ons niet aan de orde. Immers: fans van AZ en Ajax verdragen elkaar in de regel prima.
Tot onze verbazing en hilariteit bleek het in praktijk vooral te gaan om maatregelen waarvan men als organisatoren achteraf kan zeggen: we hebben in ieder geval maatregelen genomen. Want vanaf parkeervak P2 werden we als gezamenlijke Kaaskijkers door stewards en politie naar de ArenA begeleid, alwaar we vervolgens simpelweg werden ´losgelaten´ tussen de Amsterdamse aanhang die daar massaal rondkuierde. En ja, dat ging er conform verwachting heel gemoedelijk en vriendschappelijk aan toe. Veel gedoe om niks dus, al die ingewikkelde aanreistoestanden.
Over de wedstrijd zelf zal ik kort zijn: Ajax iets beter, AZ erg dapper, en arbiter Richard Liesveld had zich opzichtig voorgenomen dat de prijzenkast van Ajax kennelijk nog niet vol genoeg was. Hij woof vlijtig ieder nadeel voor AZ weg, hielp Ajax een handje zo vaak het maar kon, en zal na afloop ´s nachts thuis ongetwijfeld heel tevreden zijn ingeslapen onder zijn Ajax-dekbed.
Veel pikanter voor ons was de situatie van onze trouwe stadionvriend Adje, die al enige tijd vrijgezel is omdat hij de lat voor de ware liefde van zijn leven behoorlijk hoog heeft liggen: de uitverkorene moet namelijk buitengewoon jong, blond én catwalkbestendig zijn. Het geval wilde vandaag dat pal vóór onze kieskeurige loverboy een uitgelezen exemplaar van zijn begeerte had plaatsgenomen. Het fraaie deern zat naast een poepsaaie, zwijgende en niet al te filosofisch ingesteld ogende jongeman, die niettemin haar toch echt vriendje was: ze droegen beiden de gelijke ring.
Het AZ-poppetje haalde heel gedienstig drankjes en hapjes voor haar knul. Hij wist niet half hoe goed hij het had, vonden wij, terwijl wij Adje omstandig attent maakten op het voor het volmaakte Adje-hapje dat voor zijn neus zat.
Adje wimpelde tot onze verbijstering echter iedere mogelijke interesse af. Zelfs toen het arme schaap haar bevallige armpje langdurig aan Adjes voeten legde - de bal ligt dan toch op de doellijn zullen we maar zeggen - bleef onze maat stoïcijns.
We hapten naar adem over zoveel koelte en beheersing bij Adje. Wij hadden er, geloof ik, veel meer last van dan Adje zelf, dat hij deze schitterende blinkende schaal aan zich voorbij liet gaan.
******
AZ - Ajax, 27 juli 2013: 2-3 (na verlenging; 2-2 na 90 minuten; 0-0 na 45 minuten), Johan Cruijff Schaal. Toeschouwers: 48:000
******
(Foto´s: onze vrijgezelle Adje heeft duidelijk Anschluß met knappe blonde AZ-nimf (haar arm ligt aan zijn voeten!) maar lijkt dit totaal niet merken; vrolijke stroom AZ-fans onder omstandige begeleiding op weg naar de ArenA, waar vervolgens iedereen gezellig door elkaar mag lopen - foto´s: Rißmann)
Labels:
Ajax,
AZ,
Johan Cruijff Schaal,
Richard Liesveld
vrijdag 26 juli 2013
Ze kunnen rustig sterven
"Ik zie ze eerst nog wel met 0-1 achterkomen. En pas dan gaan ze voetballen."
Ik had het goed gezien, toen ik een uur voor de wedstrijd deze voorspelling deed aan het gezelschap waarmee ik in Utrecht een heuse Europa-cup-avond kwam beleven. Geheel vrijstaand kopte de deksele Omar er Rafik de 0-1 tegen de touwen. Schuin aan de overzijde van het stadion zag ik een kluitje Luxemburgse fans exploderen van vreugde. "Die kunnen rustig sterven", sprak ik tot de verbijsterde man die voor mij zat.
Toch leek het er eventjes op dat de trots van de Domstad orde op zaken zou stellen tegen de ´voetbaldreumes´ uit Luxemburg, FC Differdange 03, waar FC Utrecht zo gelukkig tegen leek te hebben geloot. Jacob Mulenga scoorde binnen de korste keren drie keer, en dankte onze Lieve Heer geknield, een kruisje slaand en een weesgegroetje prevelend.
Onze Lieve Heer had echter, wellicht na enig twijfelen, zijn Differdange-petje opgezet vanavond. Want de brutaal en fris spelende Luxemburgers sneden met de ene vlijmscherpe counter na de andere de Utrechste linies finaal aan gort.
Het werd uiteindelijk een sensationele 3-3, waarbij FC Utrecht bepaald niet mocht klagen dat FC Differdange wat druistig omsprong met de vele kansen die het kreeg. Differdange speelde Utrecht ondersteboven. Geloei van ontzetting golfde door de Galgenwaard. "Schaam je kapot!", scandeerde de Bunnikside.
Maar ten slotte was er toch ook nog wel wat moois te noteren op deze historische avond. De dappere knapen uit Differdange kregen na het laatste fluitsignaal gul applaus van de Utrechtse rangen, en maakten een vrolijke ererondje, plus voor elke tribune de bekende, gearmde juichjubel.
Ze kunnen werkelijk rustig sterven (te zijner tijd dan hè), deze wonderlijke winnaars van Differdange.
En FC Utrecht... dat kan zich nu volledig en ongestoord richten op het kampioenschap van de Eredivisie.
******
FC Utrecht - FC Differdange 03, 25 juli 2013: 3-3 (1-1), 2e voorronde Europa League. Toeschouwers: 16.500
******
(Foto: de uitgelaten spelers van Differdange danken de Bunnikside voor de luide bijval voor hun prestatie - foto van Rißmann)
woensdag 24 juli 2013
Onkel Klaus




Labels:
1. FC Köln,
Domstad,
Fortuna Köln,
Fortuna Sittard,
Jan Vreman,
Klaus Ulonska,
Südstadion
zondag 14 juli 2013
In de provincie





zaterdag 22 juni 2013
De bomen schudden nee... en toen?
En toen... liet ik het aan jou, lezer of lezeres, over of je ook de rest van dit verhaal zou willen lezen.
Ben je nieuwsgierig naar hoe het verder gaat?
Neem dan even contact op met mij.
Ciao! ;0)
woensdag 19 juni 2013
De bomen schudden nee (deel 20 van 60)
Het ging niet goed met ma op de PAAZ van het Elisabeth. Het werd maandag en het werd dinsdag, maar minder gek werd mijn moeder niet. Dinsdagavond was ik voor het eerst meegeweest om haar te bezoeken. De hele autorit lang, op weg naar het ziekenhuis, hadden mijn stiefvader en ik zwijgend naast elkaar gezeten.
Zwijgen deed mijn moeder ook, dat wil zeggen tegen mij zei ze niets. Ook ome Klaas kreeg er niet veel uit. 'Ik weet 't niet Klaas, ik weet 't niet...' stamelde ze af en toe. Slaakte een diepe zucht. Zei 'Ga maar weg. Laat mij maar doodgaan.'
Mijn moeder wilde doodgaan? Klamme angst kroop in mijn hart. Diep van binnen voelde ik paniek in mij opkomen.
Zwijgend waren we ook weer naar huis gereden. In mijn hoofd spookten mij moeder en de rest van de PAAZ-bewoners nog na. De helft zat er als een zombie bij, de andere helft zat raar in zichzelf te murmelen of als een pendule heen en weer te schudden op een stoel. Je kon precies zien wie hier op bezoek was en wie niet. Het leek trouwens wel of al die gekken non-stop rookten. De hele PAAZ-afdeling stond strak blauw en de lucht bewoog maar heel traag.
Nog steeds zwijgend bereikten we de Van Lennepweg. De irritatie links van mij was voelbaar en werd steeds groter. De Galant draaide de parkeerplaats van de Stichting op, krulde om het gebouw heen naar het afdakje aan de achterkant, naast de schuur. Achter de grote gestalte van mijn norse stiefvader aan stapte ik mee de trappen op. In de woonkamer aangeland gooide hij zijn sleutels op tafel, ging zitten en gebaarde mij hetzelfde te doen. Hij keek me dringend aan.
'Kijk, Nelis. Laten we maar eerlijk zijn. Ik moet jou niet en jij hebt de schurft aan mij. Maar nu is je moeder ziek en moeten we 't samen rooien. Okee?'
Het was een korte, felle toespraak. Hij had zijn hand naar me uitgestoken over de tafel. Ik kon niet anders bedenken dan dat-ie gelijk had. Ma doorgedraaid en opgeborgen. Daar zaten we dan. We moesten nu een team vormen. Voor mamma.
Ik schudde hem de hand.
Hij kwam direct ter zake. 'Om te beginnen moet je me helpen met de kantoren schoonmaken op donderdag en vrijdag. En met de andere klussen natuurlijk. Voor het eten zal ik zorgen maar dan moet jij de boodschappen doen.' Hij sprak snel en weloverwogen. Hij bedacht het niet ter plekke, hij had het eerder al bedacht. Het klonk heel redelijk. Het was een goed plan. We moesten samen sterk zijn voor onze moeder en vrouw.
Donderdagavond hielp ik voor 't eerst met schoonmaken. In de vroeg avond waren we snel nog even langs de PAAZ gereden, daarna ging het terug naar de Stichting. We pakten stofzuigers en emmers, en gingen aan de slag op de eerste étage. Ik werd overspoeld met instructies. Ome Klaas had vroeger een eigen schoonmaakbedrijf gehad en was dus heel kundig op dit terrein. Niet om dingen heen poetsen, naar ze optillen en ook daaronder poetsen. Spullen altijd een beetje verschuiven, zodat de mensen van kantoor goed konden zien dat de schoonmaak bezig was geweest. Kwistig sprayen met de vanille-spuitbus.
Ik had er wel schik in. Vond tussen dooie vliegen hier en daar een dubbeltje of kwartje op de grond in het tapijt. Dat ging dan mooi in mijn achterzak. Van die lullige vijf gulden zakgeld die ik per week kreeg, kon ik het immers onmogelijk rondbreien. Een jongenskaartje bij Haarlem kosste al drie gulden en dan kwam het programmaboekje er ook nog bij. Plus de kosten die ik had voor voetbalplaatjes. Die vijf gulden kon ik wel tien keer uitgeven.
Fluitend liet ik mijn stofzuiger over de vloerbedekking scheren. Ik hoorde paperclips met luid getik door de stofsluigerslang naar binnen getrokken worden. Ik was in mijn nopjes. Dit was belangrijk. Mijn moeder kon nu niet werken, dus deed ik het voor haar. En mijn stiefvader bofte toch maar met zo'n ijverige jongen als ik. Zelfs toiletten boenen vond ik sport. Ik ronkte van genoegen.
Ome Klaas merkte hier allemaal niets van. Zonder iets te zeggen, met strakke kaken en getuite lippen werkte hij zijn wekelijkse donderdagavondritueel af. Pas toen we klaar waren voor die avond, tegen elven, we de schoonmaakspullen opgeborgen hadden en boven op de bank neerploften, kon ik zien hoe uitgeput mijn stiefvader was.
*
Na twee weken PAAZ was het nog steeds niks met mijn moeder. We waren elke avond samen op bezoek geweest, behalve maandag en woensdag als ik ging trainen. Daar kreeg ik gelukkig vrijaf voor van ome Klaas. Hij ging dan alleen.
Mamma was nog steeds maf, suf, teneergeslagen en nergens in geïnteresseerd. Ze wilde alleen maar slapen, reageerde geërgerd op onze vragen en begon zo langzaamaan ook een beetje te ruiken. Ze wilde zich niet douchen. 'We hebben van alles geprobeerd, maar uw vrouw wil het pertinent niet. Tja en dwingen... dat kunnen we niet.'
Ik begon het vies te vinden om mijn moeder een zoen te geven. Ik deed het vlug en ik zorgde ervoor dat ik daarbij niet door mijn neus ademhaalde.
Ome Klaas liet zich niet ontmoedigen door de desinteresse van zijn echtgenote. Hij bleef haar liefjes toespreken, aaide haar hand en nam elke dag wat lekkers voor haar mee. Mentos, Appelsientje, chocolade. Of bloemen. Het begon op te vallen bij het ziekenhuispersoneel. 'Nou meneer, u verwent uw vrouw wel zeg. Je kunt wel zien dat u veel van uw vrouw houdt.' Dan knikte ome Klaas bescheiden, met een zwak grijnsje. Maar in zijn ogen zag ik dat hij ervan genoot dat de mensen in de gaten hadden dat hij zo goed voor zijn vrouw was.
Thuisgekomen was hij weer dezelfde zwijgzame ome Klaas zoals ik die kende. Hij zat daar maar op de bank. In sombere gedachten verzonken. Dronk steeds meer cognac. Soms ging er op een avond bijna een complete halve-literfles van Dujardin doorheen. Ik stelde me voor hoe dat iedere maandag in de Dujardin-fabriek moest gaan. 'Hoe zijn de weekcijfers van de verkoop, Piet?
'Redelijk Henk, redelijk. Kan beter.'
'Da's waar Piet. Maar gelukkig hebben we Akerboom in Aerdenhout.'
'Zo is 't Henk. Op Akerboom kunnen we altijd rekenen. Die houdt de boel hier wel draaiende!'
Waarop de beide directeuren een proost uitbrachten op hun trouwe klant in Kennemerland.
'Ach Nelis...'
Ik schrok op uit mijn Dujardin-fantasie.
Mijn stiefvader´s hoofd hing voorovergebogen. Hij ondersteunde het met zijn handen, de ellebogen op zijn knieën. Tussen de vergeelde vingers van zijn rechterhand klemvast het onafscheidelijke sigaretje. De rook steeg kringelend op. Ik hoorde hem snikken. Eerst een beetje. Grote tranen dropten via wangen en kin op de houten vloer. Het snikken werd luider. Lange halen. Er kwam snot bij. 'Woe-woe-woe-woe-woe...' De remmen gingen los.
Uit de keuken haalde ik papier van de keukenrol. Aarzelend reikte ik hem dat aan. Hij zag 't niet, ging maar door met zijn wolvengehuil. Ik tikte hem op zijn schouder. Hij schrok op, pakte het keukenpapier aan. Zijn verkreukelde gezicht vervulde me met afkeer en medelijden tegelijk. Hij snoot zijn neus en veegde al het vocht van zijn gezicht.
'Dank je... hè-hè...'
Ik was blij dat hij zich nu herpakte. Ik vond het wel genoeg zo. Straks had ik 'm nog uitvoerig moeten troosten, een arm om hem heen slaan of zo. Ik moest er niet aan denken.
'Ze kunnen je moeder daar niet langer houden.' Hij sprak moeilijk, met verstikte stem. In zo'n PAAZ doen ze alleen de eerste opvang. Daarna is 't terug naar huis of naar 't gesticht. O God...'
Het woe-woe-woe begon weer. De sluizen gingen helemaal open. Hij was goed dronken. De fles cognac was leeg. Wat nu te doen? Water? Of toch een andere fles drank neerzetten? Koffie misschien? Ja, dat was 't beste, ik ging koffie voor hem maken.
Hij roerde in zijn kopje, schraapte zijn keel.
'Ze gaat maandag over naar de Bavo in Noordwijk. Daar gaan ze verder kijken wat ze kunnen doen.'
En weer schoot-ie vol. Hij ging er maar bij liggen op de bank. Met een pijnlijk vertrokken grimas en onregelmatig snurkend sliep-ie in. Uit de gang haalde ik een lange winterjas van mijn moeder. Daarmee dekte ik hem een beetje toe. Toen knipte ik het licht in de woonkamer uit en ging ik naar mij kamer om daar in bed nog wat Donald Ducks te lezen.
******
(wordt vervolgd)
******
dinsdag 18 juni 2013
De bomen schudden nee (deel 19 van 60)
Ome Klaas belde de huisarts. Ik lette ondertussen op mijn moeder, die steeds snellere rondjes om de bijzettafel draafde en daarna pardoes op de bank ging liggen. Ze greep jeremiërend in haar haar, stond van de bank op en ging daarna weer in looppas rondjes om de tafel rennen. Ze hijgde als een karrenpaard.
Nog een half uur, dan trapte de C1 van Zandvoort'75 thuis zonder mij af tegen Kennemerland C1. Er ging een steek door mijn hart.
'Anderson zegt dat we met 'r naar de eerste hulp moeten gaan.'
Meneer Anderson was onze huisarts uit Zandvoort. Die hielden we nog steeds aan.
Mijn stiefvader schoot de gang op, had zijn jack aan en had zijn autosleutel klaar, de sleutelpunt omhoog gestoken tussen zijn wijs- en middelvinger door.
'Neeeeeeeeeeeeeeejjj!', krijste mijn moeder lang en loeihard. Op haar rode gezicht stond nu geen angst meer te lezen, maar razernij. Ze had absoluut geen zin in een autoritje richting eerste hulp. Terwijl ik mij in mijn schoenen wurmde, begon ome Klaas aan mijn moeders arm te trekken. 'Kom Stien, voor je eigen bestwil...' Ze maakte afwerende gebaren, deed grrrrrr, sloeg theatraal maar niet hard naar de arm van haar man. Ze wilde indruk maken, maar hem niet echt pijn doen. Ondanks haar acute gekte had ze zichzelf toch ook nog wel een beetje onder controle.
Nog 25 minuten.
'Huuuuuuuuuh..!' Mijn moeder ging erbij liggen en gierde een gemaakte huiltoon. De idiotie spatte er vanaf. 'Neeeeeee Klaas!'
Hij sjorde nog even aan haar arm, hoorde een snerpend 'Auw-auw-auw-auw-auw!' en gaf het toen op. Hij keek secondenlang uitdrukkingsloos naar zijn op de grond kronkelende vrouw. Toen wendde hij zich af en ging opnieuw bellen naar meneer Anderson.
Ik had dit sezoen nog geen wedstrijd gemist. Ik was er altijd bij. Had altijd een basisplaats. En nu dit. Wat een rampzaterdag.
'Hij stuurt een ambulance.'
Mijn stiefvader zeeg op een stoel en begon hartstochtelijk te wenen.
'Wilt u koffie?' Ik zei u tegen hem.
'Ja...' Zijn ogen waren gesloten, zijn wangen nat.
Ik ging naar de keuken. Even weg bij mijn spartelende moeder en mijn jankende stiefvader. Ik zette een volle pot koffie. De mensen van de ambulance wilden misschien ook wel een bakkie.
De man en de vrouw van de ambulance waren heel vriendelijk. Ze kregen mijn moeder gemakkelijk mee. Ze was een kwartier daarvoor uitgeput op de bank in slaap gevallen en was nu zo duf en verdwaasd dat ze het allemaal wel best vond wat er gebeurde. Ome Klaas had zich tegelijk met mijn koffie een flinke bel Dujardin ingeschonken en was nu nog steeds huilerig, maar kon inmiddels weer een grapje maken. 'Nou... dan zie je mij ook 's flink tjenken, hè Nelis!' Hij zei nooit huilen of janken, maar tjenken. Zo heette dat nou eenmaal in de bollenstreek, had-ie ooit gezegd.
Zijn wimpers kleefden aan elkaar van het traanvocht.
Ik hoefde niet mee naar het ziekenhuis. Ome Klaas vond dat te druk worden. In zijn Mitsubishi reed-ie achter de ziekenwagen aan. Ik zwaaide de beide auto's na. Kwart voor één. Als ik nu op mijn fiets zou springen, kon ik het laatste halfuur misschien nog meedoen.
'Hé Jeroen.' Meneer Peitsman keek verrast en lachte.
'Hoeveel staat 't?`
'We staan 4-1 voor.'
'O. Okee. Hoe lang nog?' Ik hoopte dat meneer Peitsman zou zeggen dat ik me maar gauw om moest kleden, zodat ik nog een minuut of twintig mee kon doen.
'Ehm... dik vijfentwintig minuten nog. Nou, dit geven we heus niet meer weg hoor.' Hij knipoogde naar me. 'Alles weer goed met je moeder?'
'Ja... ze moet alleen goed uitrusten.' Meneer Peitsman sloeg geen acht op mijn voetbaltas, die ik pontificaal naast zijn voeten had gezet. De hint ontging hem volledig.
'Grote klasse hoor Jeroen, dat je toch nog gekomen bent om je team aan te moedigen. Je bent een échte sportman!' Hij sloeg me op de schouder en concentreerde zich weer op het spel.
Heel langzaam fietste ik naar huis. Meneer Peitsman en mijn teamgenootjes vonden het tof van me dat ik toch nog was gekomen om de wedstrijd af te kijken. Ikzelf was teleurgesteld. Ik had zo graag nog even meegespeeld. Met mij erbij was die ene tegengoal vast niet gevallen. Ik sipte wat voor me uit terwijl de herfstbladeren me om het hoofd waaiden. Ik reed Bentveld uit, Aerdenhout binnen. Hoe zou het nu thuis zijn?
De Galant stond weer onder het afdakje. Ik zette mijn fiets in de schuur, ging door de achterdeur naar binnen en begon de trappen te beklimmen.
Ome Klaas zat op de bank. De tv zoemde zachtjes. Mijn stiefvader zat er vermoeid, maar naar omstandigheden redelijk ontspannen bij. Voor hem stond zijn cognacglas, de fles was bij de hand en in de vingers van zijn rechterhand klemde hij een shaggie.
Hij sprak zacht. 'Vannacht houden ze je moeder daar. Dan kan ze bijkomen. Morgen zien we wel weer verder.' Hij schonk cognac bij.
Zwijgend sloop ik naar mijn kamer. Ik begon honger te krijgen. Er was vast nog wel brood en pindakaas. Over drie uur begon Langs de lijn.
Die zondagmiddag ging hij terug naar de PAAZ-afdeling van het Elisabeth Gasthuis. Het bleek dat ma zaterdagnacht volledig door het lint was gegaan. Gillen en schreeuwen tegen de verplegers en de andere patiënten. Ze hadden haar met de nodige moeite weten te kalmeren. Een pil wilde ze niet slikken, een prik wilde ze ook niet. Ze verweerde zich als en leeuwin, ze worstelde en krabde. Toen werd het alsnog een spuitje, dan maar zonder haar medewerking. Voorlopig hielden ze haar daar maar even. Hij kon elke dag even langskomen als-ie wilde.
Thuisgekomen, nog met zijn jack aan zittend op de bank, vertelde hij me kort en bondig hoe de vlag ervoor stond. Daarna meden we elkaar weer. Hij nam plaats voor de buis met drank en peuk. Hij zat er kalmpjes bij, alsof zijn vrouw helemaal niet zo gek als een cent achter gesloten deuren zat, maar alleen even boodschappen was gaan doen of zoiets. Ik zette op mijn kamer de radio aan en haalde mijn stapel Suske en Wiskes tevoorschijn.
******
(wordt vervolgd)
******
Abonneren op:
Posts (Atom)